Ton was een van de pioniers van professioneel NT2-onderwijs, eerst onder meer- samen met Anne-Mieke Janssen-van Dieten - als ontwikkelaar van de Instaptoets Anderstalige Volwassenen (1988) bij CITO. In1989 richtte hij samen met zijn partner Klaartje Duijm in het kleine plaatsje Eck en Wiel in de Betuwe Bureau ICE op (Bureau Interculturele Evaluatie). Bureau ICE begon als een start-up om nieuwe Nederlanders een eerlijke kans te geven op integratie in Nederland, en ontwikkelde zich vervolgens in dertig  jaar tot expert op het gebied van ontwikkeling, toetsing, onderwijs en waardevol leren.
Ons medeleven gaat uit naar de nabestaanden.

Ton was - hij schreef met name in de periode 1988 – 2001 - een zeer gewaardeerd Lesauteur. Meestal schreef hij over het onderwerp intake/toetsing/voortgangsevaluatie. Zijn laatste Lesbijdrage was getiteld Tijd voor beleid, 25 jaar Les in Les 150, 2007.
De Instaptoets Anderstalige Volwassenen ontving in 1992 de Lestrofee (de eerste Lestrofee) uit handen van de toenmalige minister van WVC, mevrouw H. d’Ancona.

'Weer het bos ingestuurd'

In zijn laatste bijdrage aan Les (Tijd voor Beleid, 2007) verzuchtte Ton, naar aanleiding van een nieuwe reorganisatie van de inburgering: ‘Weer worden potentiële cursisten die behoefte hebben aan kwalitatief goede scholing die een basis geeft voor hun integratie, het bos ingestuurd. De ingewikkeldheid van de toeleiding, maar vooral ook de kosten die samenhangen met een echte scholing zijn voor de doelgroep veel te grote hindernissen.’
Een uiterst actuele verzuchting ook gezien de recente berichtgeving over fraude bij taalscholen in de Volkskrant van zaterdag 23 mei jl.

Uit het juryrapport Lestrofee 1992:
De Instaptoets Anderstalige volwassenen is volgens de jury (Les 59, oktober 1992) in een tijd van schaalvergroting, professionalisering en roc-vorming (red.) ‘als geen ander van invloed geweest op het denken over leerbehoeften van deelnemers, de doelstellingen van het taalonderwijs, het nut en ook het onnut van toetsen. Ze heeft haar invloed gehad over de volle breedte van het tweede-taalonderwijs aan volwassenen, omdat het een degelijk en een goed bruikbaar instrument bood dat overal, onafhankelijk van gebruikte methodiek of leergangen, ingezet kon worden. Het is als referentiepunt gaan fungeren voor materiaalontwikkelaars, voor leerplanopstellers, en voor de klanten en afnemers van taalonderwijs: cursisten - vooral diegenen die daarmee een ‘waardepapier ’in handen kunnen krijgen -, vervolgopleidingen, arbeidsbureaus. Het heeft de NT2-leerweg gestructureerd, en er voor alle betrokkenen een herkenbare fasering in aangebracht.’