Sinds 2016 geldt in Nederland een taaleis voor mensen in de bijstand. Spreken zij geen of slecht Nederlands en doen ze geen moeite hun taalvaardigheid te verbeteren, dan kunnen ze gekort worden op hun uitkering. Het is de taak van gemeenten om toe te zien op de naleving van de wet, bijvoorbeeld door taaltoetsen af te nemen en plannen op te stellen om de taalvaardigheid te verbeteren. Ruim 140 van de 388 gemeenten hebben nog geen enkele taaltoets afgenomen; de andere 248 gemiddeld vier. 35 procent van de gemeenten stelde geen taalplannen op, en verlagingen van de uitkeringen 'komen vrijwel niet voor' aldus het CBS.

De invoering van de taaleis stuitte al direct op verzet van veel gemeenten, deels vanwege praktische bezwaren (er zou niet voldoende personeel zijn om de eis te controleren), deels vanwege principiële bezwaren.