Het programma bestaat uit negen hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk oefent de woorden die horen bij verkeer en de verkeersborden. Daarna wordt er uitgegaan van de weggebruiker. Dus als je loopt, fietst, op de scooter rijdt of met het openbaar vervoer gaat. In het laatste deel gaat het over de voorrangsregels, verkeersborden en hoe je veilig op weg gaat met je kind. 

Elk hoofdstuk bestaat uit filmpjes en oefeningen. In de filmpjes zie je verkeerssituaties; een foutieve situatie, gevolgd door een goede. Een ‘olijke diender’ legt de deelnemers uit wat er fout ging en waarop zij moeten letten in dergelijke situaties. 
Hoofdstuk 9 is een afsluitende toets. De meest belangrijke regels, borden, verboden en geboden passeren de revue. De automobilist en motorrijder zijn in het programma buiten beschouwing gelaten omdat je daarvoor een Nederlands rijbewijs nodig hebt en de verkeersregels bekend moeten zijn.