Wablieft?

 

 

 

Korte zinnen en dito artikelen, duidelijke woorden, alle rubrieken die een gewone krant ook telt: dit vormt al meer dan 25 jaar de huisstijl van de wekelijkse Wablieft-krant.  Juist daarom bereikt de Wablieft-krant een beperkt en toch weer breed publiek: veel cursisten Nt2, zowel jongeren als volwassenen. Daarnaast lezen ook jongeren in het reguliere secundair onderwijs de Wablieft-krant, evenals leerlingen in het basisonderwijs. We maken dus mee dat een ouder die Nederlands leert en een kind dat op de basisschool zit, met dezelfde Wablieft-krant werken! Wablieft wordt ook buiten de schoolmuren druk gebruikt, en dat is niet meer dan normaal: actualiteit hoort overal thuis.

 

Hoewel de Wablieft-krant dus een krant in duidelijk Nederlands is, blijft ze te moeilijk voor een aantal lezers. Voor hen is er de Kleine Wablieft. Hier begint elke zin op een nieuwe regel, en zijn zinnen en woorden vaak nog eenvoudiger. Om te vergelijken de inleiding uit een artikel over de nieuwe baas van de federale politie:

 

 

 

Catherine De Bolle is de nieuwe commissaris-generaal van de federale politie. Daarmee heeft België voor het eerst een vrouw als baas van de politie. De Bolle zal de volgende vijf jaar de federale politie leiden in ons land.

 

 

 

En de eerste alinea uit het artikel over hetzelfde thema in de Kleine Wablieft:

 

 

 

De politie heeft een nieuwe baas.

 

Voor het eerst is dat een vrouw.

 

Ze heet Catherine De Bolle.

 

 

 

Toch is ook het niveau van de Kleine Wablieft voor een aantal Nt2-cursisten nog te hoog.

 

Dat is volstrekt normaal. Of het nu gaat over de voornaam Catherine of Jasmijnrevolutie of Internationaal Strafhof, het zijn specifieke namen en begrippen die een tekst over actualiteit tot een tekst over actualiteit maken. En net die woorden, bepalen mee de moeilijkheidsgraad. Docenten gaan dan creatief te werk en schrappen en vervangen zelf woorden. Docenten die eigennamen veranderen in eigennamen van hun cursisten, het gebeurt.  Wablieft is daar geen voorstander van, toch niet als het gaat over ‘werken met actualiteit’.

 

 

 

LESTIP

 

In klassen waar het geen optie is om cursisten artikelen (zelfstandig) te laten lezen, kun je vertrekken vanuit de foto, en cursisten laten raden waarover dit artikel gaat. Hen wijzen op een woord uit de titel dat ze misschien wel herkennen. Samen zoeken naar woorden en begrippen die ze kunnen linken aan die tekens op papier. Of de foto gebruiken als invalshoek voor een woordenschatles. Ook deze cursisten willen immers meer weten over de wereld, hoe weinig Nederlands ze vaak ook kennen.

 

 

 

De kracht van nieuws

 

Cursisten zullen niet sneller een job vinden als ze weten hoe onze eerste minister heet of welke partijen het gedoogkabinet-Wilders telt (want wie weet dat eigenlijk wel?). Maar ze weten wel wat er gebeurt in de wereld, en voelen zich daardoor sterker betrokken. Bij de wereld buiten de klas, de school, hun straat en hun gemeente. En een aantal artikelen is altijd functioneel, bijvoorbeeld eentje over goedkope generische medicijnen. Want raak als anderstalige in je eentje maar wijs uit de constructie ‘generische geneesmiddelen’, en wat hiervan het effect kan zijn op je portemonnee.

 

Omgekeerd zijn cursisten Nt2 altijd blij als ze een bericht over hun land van herkomst ontdekken. Wie met cursisten uit landen van de Arabische lente werkt, heeft het voorbije jaar zeker gemerkt hoe groot de honger naar nieuws was. Niet zozeer omdat ze wilden weten wat er in hun herkomstland gebeurde, vaak waren ze via familie en digitale media al wel op de hoogte. Wél omdat ze het belangrijk vinden dat er hier in België en Nederland geschreven wordt over de omwentelingen in hun thuisland. Ze voelen zich gerespecteerd in hun identiteit, voelen zich ook deel van dit land, dat dit belangrijk vindt. Inderdaad, werken rond actualiteit is werken aan meer aspecten van vorming en ontwikkeling dan te vatten zijn in lesdoelen en opleidingsprofielen. 

 

 

 

.. en van koppen

 

Als we willen dat cursisten geboeid raken door nieuws, moeten we ze leren hoe een artikel te lezen. Begin bij de koppen. Hoe sprekend die ook willen zijn, ze vormen vaak een barrière. Koppen moeten immers kort zijn, vaak bevatten ze geen werkwoorden of koos de journalist voor beeldend taalgebruik. Leer je cursisten dat koppen belangrijk zijn, maar ook dat ze moeten proberen zich niet door een moeilijke kop te laten demotiveren om met een artikel te beginnen. Voorspellend leren lezen, dus.

 

 

 

LESTIP

 

Hang krantenkoppen op, of projecteer krantenkoppen van websites. Laat cursisten per twee voorspellen waarover het artikel zal gaan. Ze vertellen dit aan de hele klasgroep.

 

 

 

LESTIP

 

Verdeel krantenartikelen onder groepjes cursisten, en knip de koppen los van het krantenartikel. Cursisten lezen per vier de artikelen, en proberen er de juiste kop bij te leggen. Ze leggen aan de andere groepjes uit hoe ze tot hun keuze kwamen. Je kunt elk groepje andere artikelen geven, of juist dezelfde artikelen.

 

 

 

Buiten de lijntjes

 

Docenten die met actualiteit werken, zullen ervaren dat een krantenbericht uitlegt, maar tegelijkertijd veel vragen oproept, ook vragen waarop ze niet zelf meteen het antwoord weten.

 

 

 

LESTIP

 

Kies een artikel dat uitdaagt tot vragen. Laat cursisten het artikel lezen. Wie wil, mag een vraag op het bord noteren. Je kunt zelf een eerste vraag aandragen, om de groep op gang te krijgen. Bij een artikel over prins Friso, die ‘misschien nooit meer wakker wordt’, kun je bijvoorbeeld als vraag stellen: waarom woont prins Friso in Londen? Heeft hij kinderen? Waarom weet ik zo weinig over die prins? Was hij te onvoorzichtig op de skipiste … Verdeel daarna met de groep de vragen. Wat zijn kennisvragen, wat zijn vragen die bijna op een mening lijken … Spreek af over welke vragen je info zoekt (en waar), en welke vragen aanleiding kunnen zijn tot een klasgesprek.

 

 

 

Interesse en leesplezier

 

Niet elk thema is ideaal om te behandelen in een klasgroep. Sommige thema’s zijn te zwaar, andere thema’s stuiten op emotionele weerstand. Banaler ook: er zijn nu eenmaal groepen die alleen maar sportartikelen willen lezen, en andere klasgroepen die absoluut geen interesse heb in een artikel over sport. Als docent is het hier balanceren: leesplezier is belangrijk, maar de ervaringswereld uitbreiden ook.

 

 

 

LESTIP

 

Je kunt een groep mee laten bepalen welk(e) artikel(s) ze meer in detail willen bespreken. Hang verschillende artikelen aan muren. Laat de cursisten rondlopen, en naar de artikelen kijken: die mogen ze scannen, het is niet de bedoeling om alles te lezen. Ze krijgen drie minuten om te blijven staan bij het artikel dat hen het meest irriteert, choqueert, interesseert … Opgelet! Er mogen niet meer dan drie cursisten bij elk artikel blijven staan. Nu lezen ze het gekozen artikel helemaal, en krijgen ze tijd om aan elkaar te vertellen waarom ze dit artikel kozen. Je kunt vervolgens elk groepje voor de klas laten verwoorden wat ze onderling besproken hebben.

 

 

 

De krant ontleed

 

Een krant heeft een heel aantal rubrieken (binnenland, sport …). Binnen die rubrieken zijn er ook nog genres (kort bericht, interview verhaal, mening of column …). Het is interessant als cursisten weten hoe een krant opgebouwd is. Diezelfde rubrieken komen immers ook terug in andere nieuwsmedia.

 

 

 

LESTIP

 

Geef de cursisten elk dezelfde krant. Inventariseer de verschillende rubrieken.  Daarna bekijken verschillende groepjes elk een andere krant (dat kan gaan van De Morgen en De Tijd voor Vlaanderen tot NRC en Het Parool in Nederland), en onderzoeken ze of die krant dezelfde rubrieken heeft. Bespreek met de groep waarom de Wablieft-krant, net als de Metro of Spits, minder rubrieken heeft. Of lijkt dat maar zo? Waar staan berichten over economie, over cultuur … 

 

Kijk nu naar een nieuwsuitzending op tv: welke rubrieken komen terug? Heten ze hier hetzelfde? Wat valt op? Welke rubrieken krijgen op tv meer aandacht, en is dat in de krant ook zo? Op deze manier kan je cursisten naar het nieuws laten kijken, ook als ze relatief weinig begrijpen van wat er gezegd wordt.

 

 

 

Reageren

 

Zelf schrijven is populair! Een artikel schrijven is iets heel anders dan pakweg een verhaal schrijven. Je hebt een beperkt aantal zinnen en er is info die je moet verwerken. Net zoals bij elke schrijfoefening geldt hier: begeleiding is belangrijk! Niet alleen over de vijf W’s (wie, wat, waarom, waarom, wanneer) en de H (hoe). Ze moeten ook eventueel tussentitels verzinnen, een goede kop en een stevige intro. Twee toegankelijke genres om te schrijven, zijn de mening en het interview.

 

 

 

LESTIP

 

De mening: De cursisten lezen een artikel en reageren hierop. Er zijn verschillende variaties mogelijk: ze reageren vanuit zichzelf en geven hun mening. Of je verplicht ze om vanuit een andere rol te reageren: een minister, een leraar, een politie-agent, een bakker …. Misschien moeten ze nu wel nadenken over hun argumenten.

 

 

 

LESTIP

 

Het interview: Een interview is een populaire vorm voor een artikel. Voor cursisten biedt het houvast: ze kunnen eerst vragen opschrijven, en die dan een voor één stellen. Probeer hen te confronteren met de realiteit: vaak stel je één vraag, en krijg je antwoord op een heel andere vraag. Hoe gaan ze daarmee om? Je kan dit oefenen door cursisten jou als docent te laten interviewen. Laat je gaan en antwoord bewust naast de vraag. Laat cursisten elkaar interviewen ter oefening, en leg vooraf de thema’s vast.

 

 

 

Wablieft als opstap-krant

 

We krijgen af en toe bericht van een lezer die vertelt dat zij of hij vijf jaar de Wablieft-krant gelezen heeft, en nu overschakelt naar een andere krant, in Vlaanderen pakweg Het Laatste Nieuws. Dat vinden we uiteraard heuglijk nieuws. Ook al is de Wablieft-krant een volwaardige krant, voor veel lezers zijn we een opstap naar andere kranten en andere nieuwsmedia. En zo hoort het ook.

 

 

 

LESTIP

 

De stap naar nieuws op tv en radio begeleid je best strak. Het tempo van zulke nieuwsberichten is hoog. Bereid cursisten voor door een artikel voor te lezen, en hen te vragen de belangrijkste woorden te noteren. Bied nu een nieuwsitem uit het radio- of tv-nieuws aan over hetzelfde thema (makkelijk te vinden via internet): bereidde het artikel uit de Wablieft-krant hen voor om de andere nieuwsitems te begrijpen? Op welke moeilijkheden stuiten de cursisten, als ze naar de radio luisteren? Geven de beelden van tv hen houvast? Of net niet, omdat de beelden vaak pas getoond worden, nadat de nieuwslezer eerst in beeld was?

 

 

 

LESTIP

 

Om ze te oefenen in luistervaardigheid en meteen ook spreekvaardigheid, is het ‘boodschappersdictee’ een goede methodiek. Hang in de gang of op de achterzijde van het bord een artikel. De cursisten wijzen binnen hun groepje een boodschapper aan. Deze boodschapper gaat het artikel lezen en probeert zo veel mogelijk te memoriseren om dat vervolgens te gaan dicteren aan het groepje. Het is daarbij heel belangrijk dat de boodschapper de op te schrijven woorden zo correct mogelijk uitspreekt; anders zal het groepje fouten opschrijven.

 

 

 

Papier én digitaal

 

Op www.wablieft.be/krant/online-krant staan korte nieuwsberichten, zoals je ze ook vindt op andere websites (www.deredactie.be ; www.nrc.nl). Surf hier zeker eens rond met cursisten: ervaren ze de teksten als moeilijker of makkelijker dan in de papieren krant? En wat vinden ze van lezen op internet? Is dat makkelijk, is dat motiverend? Maak hen wegwijs in de voorleesfunctie (readspeaker, op de website van Wablieft). Die functie kan helpen om woorden die ze schriftelijk moeilijk vinden, zelfstandig te laten begrijpen door ze te laten voorlezen.

 

 

 

LESTIP

 

Op ww.nrc.nl, op www.hln.be en ook op www.wablieft.be kun je cursisten laten ‘scrollen’ door de titels: welke titels spreken hen aan? Waarom? Kiezen ze op basis van een titel welk artikel ze zullen lezen?

 

 

 

Handleiding

 

De methodieken die ik hierboven uitlegde, zijn een kleine selectie uit de Handleiding voor leerkrachten die Wablieft ontwikkelde.

 

Deze handleiding is vrij te downloaden: www.wablieft.be/krant/in-de-les.

 

 

 

 

 

Ilona Plichart

 

 

 

De auteur is werkzaam bij Wablieft-Centrum voor Duidelijke Taal. Het Centrum maakt deel uit van Vocvo vzw.

 

Voor meer info: www.wablieft.be en www.vocvo.be