Inhoud

Luisteren, meer luisteren

Alles wat je altijd had willen weten over luisteren. Deel 2
3 april 2023

Samenvatting

Wat had je altijd al willen weten over luisteren in een tweede taal? Die vraag stelden we aan lezers van Les. In deel 2 van het tweeluik over luisteren laat luisterexpert Marjan Meijboom haar licht schijnen over onderwerpen als luisterstrategieën, luisterdoelen, het inzetten van liedjes en luistervaardigheid toetsen.

Foto: Fleur Dejong

Audio is vluchtig. Wat kun je als docent doen zodat de cursisten aandachtiger kunnen luisteren? Welke luisterstrategieën zijn er? En welke luisterstrategie kun je voor dit probleem inzetten?

Het is verstandig om cursisten voor te bereiden op een luisteroefening. Daarmee wordt het makkelijker om te focussen op de luistertekst en wordt de inhoud toegankelijker. Ten eerste: activeer kennis van het onderwerp. Dit kan vaak heel snel en simpel door het onderwerp te benoemen en kort te vragen: Waar denk je aan bij dit onderwerp? Wat weet je al van dit onderwerp? Op die manier wordt de voorkennis geactiveerd. Maak hier geen moeilijke oefening van, het gaat echt alleen om het even wakker maken van de kennis of gevoelens.

Als de luistertekst (tamelijk) moeilijk is voor de doelgroep, is het ook goed om van tevoren een paar essentiële woorden te geven en/of te bespreken, zodat de kans groter is dat cursisten de inhoud zullen begrijpen. Verder is het belangrijk om van tevoren een luisterdoel te geven. Op welke manier moeten cursisten luisteren? Alleen om heel specifieke informatie eruit te halen (zoals een bepaalde dag of een bepaald tijdstip)? Of om globaal te begrijpen wat er gezegd wordt? Of om heel precies alles te begrijpen? In een schema met voorbeelden van situaties ziet dat er zo uit:

Bij luisterteksten uit de leergangen zitten vaak ook transcripten. Hoe leerzaam is het (voor het leren luisteren) om na de luisterronde(s) het transcript te laten lezen?

Het grote risico van transcripten is dat cursisten al bij de eerste keer luisteren het transcript erbij pakken, en dat is zeker niet wenselijk. Met geschreven tekst erbij verandert de luisteroefening deels in een leesoefening, en ben je dus een andere vaardigheid aan het oefenen. Hetzelfde geldt voor luisteren met ondertiteling aan. Overtuig je cursisten ervan dat het geen goed idee is om bij luisteroefeningen te leunen op tekstuele hulp. In het wild (op straat, op het werk, tijdens een opleiding) worden mensen ook niet ondertiteld. Het is dus van essentieel belang dat een luisteroefening een echte luisteroefening blijft.

Het is belangrijk om van tevoren een luisterdoel te geven

Natuurlijk hebben cursisten soms behoefte aan een transcript, bijvoorbeeld om na afloop van de oefening nog even precies na te kunnen lezen wat er gezegd is. Afhankelijk van het luisterdoel is hier geen bezwaar tegen. Maar als het luisterdoel globaal luisteren of selectief luisteren is, is het niet nodig om elk woord te begrijpen, en is het dus niet nodig om een transcript te gebruiken. Bij het trainen van globaal luisteren is het juist goed om cursisten te laten ervaren dat je de essentie soms prima kunt begrijpen zonder elk woord te hebben begrepen. Daarmee kan ook meer zelfvertrouwen ontstaan.

Een heel ander soort luisteroefening is de training van verstavaardigheid: het precies verstaan van wat er gezegd wordt. Verstavaardigheid is zeer belangrijk om te oefenen, omdat die zowel de luistervaardigheid bevordert als de spreekvaardigheid ten goede komt. Bij verstavaardigheid gaat het juist om het kunnen onderscheiden en herkennen van álle woorden die je hoort, ook in verbonden spraak. Verstavaardigheid kun je bijvoorbeeld oefenen met een transcript met gaten erin. Belangrijk bij deze oefenvorm is wel dat (vrijwel) alle woorden in de tekst bekend zijn.

Idealiter gebruik je verschillende teksten voor de verschillende luisterdoelen. In lesmethoden worden luisteroefeningen soms in verschillende rondes gedaan: eerst globaal luisteren, daarna intensief en ten slotte nog een keer gericht op verstavaardigheid. Soms kun je daar als docent richting aan geven door oefeningen en/of rondes te selecteren en niet alles elke keer te laten doen.

In de les wordt vaak gebruikgemaakt van liedjes. Waarvoor kun je liedjes het beste gebruiken en hoe doe je dat op een effectieve manier?

Het is heel leuk om af en toe een liedje te doen in de NT2-les, ter leering ende vermaeck. Daarbij is wel belangrijk dat het liedje voldoende tekst bevat, en niet alleen een vaak herhaald kort refrein, en dat de tekst niet te moeilijk is voor de cursisten.1 Als er te veel onbekende, laagfrequente woorden in een tekst zitten of veel idioom, schiet je je doel voorbij.

Liedjes kunnen uitstekend gebruikt worden voor verschillende doeleinden, zoals verstavaardigheid trainen of focussen op een grammaticale structuur. Voor het trainen van verstavaardigheid maak je een gatentekst waarin je veelvoorkomende woorden of woordgroepen weglaat. Of maak een gatentekst waarmee je één specifiek grammaticaal onderwerp centraal stelt. Je kunt bijvoorbeeld alle pronomina (voornaamwoorden) weglaten en die laten invullen, of werkwoorden weglaten om zo werkwoordsvormen te oefenen. Een voorbeeld van een geschikt liedje voor de pronomina in verbonden spraak is Het regent zonnestralen van Acda en De Munnik,2 en voor verledentijdsvormen Een beetje verliefd van André Hazes.3 Modernere liedjes die voor verschillende doelen bruikbaar zijn, zijn bijvoorbeeld sommige liedjes van Suzan & Freek, Maan en Snelle. Het belangrijkste is dat het liedje past bij het taalniveau van de cursisten. Als de tekst te moeilijk is of moeilijk te verstaan is, gaat het plezier er snel vanaf, en wordt er geen doel bereikt.

Een heel ander soort luisteroefening is de training van verstavaardigheid

Behalve voor verstavaardigheidsoefeningen of voor grammaticaoefeningen kunnen liedjes zich er ook voor lenen om culturele aspecten van Nederland te belichten. Een voorbeeld hiervan is de eerste zin van het liedje Avond van Boudewijn de Groot:4 'Nu hoef je nooit je jas meer aan te trekken en te hopen dat je licht het doet.' Vrijwel elke Nederlander zal onmiddellijk begrijpen dat het woord licht hier verwijst naar een fietslamp, en dat het hier dus gaat over weggaan. Voor cursisten die nog niet zo lang in Nederland zijn of weinig of geen ervaring hebben met de fietscultuur, is deze eerste zin veel lastiger te interpreteren. Na een eerste keer luisteren, is het dus heel leuk om te vragen over welk licht het kan gaan. Ik heb op deze vraag bijvoorbeeld antwoorden gekregen als 'Het licht in het leven' en 'Het licht van de liefde'. Een mooie, romantische interpretatie, maar niet de gebruikelijke Nederlandse!

Foto: Fleur Dejong

Ik merk dat bij het testen van luistervaardigheid vaak een andere vaardigheid (schrijven, spreken) wordt gevraagd. In de leerplannen staan doelen als 'zich een mening vormen over informatieve/persuasieve teksten' (voorbeeld uit richtgraad 3, ERK B2). Hoe kan bij deze doelen echt de luistervaardigheid getest worden, in plaats van de spreek- of schrijfvaardigheid?

In de les en in lesmethoden worden vaardigheden natuurlijk meestal geïntegreerd geoefend. Een luistertekst kan dienen als input voor een gesprek, een leestekst als voorbereiding op een schrijfopdracht enzovoort. Ook bij het testen van vaardigheden en taalniveaus kan gekozen worden voor een geïntegreerde aanpak, met assessments waarin met behulp van een vaak functionele opdracht getoetst wordt. Kandidaten moeten bijvoorbeeld naar een tekst luisteren en daarna erover kunnen praten, of een leestekst lezen en naar aanleiding daarvan een reactie in een e-mail schrijven. Daarmee kan het taalniveau meestal redelijk goed vastgesteld worden, maar test je niet hoe het nu precies zit met de luister-, spreek-, lees- en schrijfvaardigheid.

Om luistervaardigheid apart te testen, wordt vaak gekozen voor luisterteksten met meerkeuzevragen en niet voor open vragen, om te vermijden dat er lees- of schrijfvaardigheid meegetoetst wordt. De meerkeuzevragen moeten zo kort en simpel mogelijk geformuleerd zijn, om te voorkomen dat er verkapt toch leesvaardigheid getoetst wordt. Ook is het belangrijk om bij luistertoetsen gebruik te maken van verschillende tekstsoorten, domeinen en verschillende luisterdoelen.

Gebruik liedjes voor trainen van verstavaardigheid of focussen op een grammaticale structuur

Zo kunnen voor persuasieve teksten heel goed reclames worden gebruikt. Voor selectief luisteren kunnen mededelingen op een station of in een schoolgebouw gebruikt worden. Om het begrijpen van gesprekken te toetsen kunnen dialogen tussen Nederlanders gebruikt worden. Vorderingstoetsen die op deze manier zijn samengesteld zijn bijvoorbeeld de TANG-toetsen.5 Bij de Staatsexamens Programma I en II6 gaat het echter vooral om intensief luisteren, naar informatieve teksten, vrijwel altijd door één persoon ingesproken.

Meerkeuzevragen zijn voor veel cursisten niet makkelijk omdat ze er niet aan gewend zijn. In Nederland worden op scholen van jongs af aan veel meerkeuzevragen gebruikt, maar dat geldt zeker niet voor veel andere landen. Het is dan ook belangrijk om de strategische vaardigheid voor het beantwoorden van deze vragen te trainen. Er moet dan geoefend worden met het selecteren van kernwoorden in de vragen en antwoorden, het luisteren gefocust op synoniemen van die kernwoorden, en cursisten moeten leren altijd twee kanten op te werken: het juiste antwoord kiezen, maar ook de foute antwoorden elimineren. In het staatsexamenkatern Luisteren op B1 (Meijboom, 2018) is een apart hoofdstuk gewijd aan deze strategieën.

Tegenwoordig is veel luisteren een vorm van luisteren en kijken (video's op YouTube, tv, NOS-journaal voor laaggeletterden, NedBox, maar ook luisteritems op luisterexamens). Hoe train je dat? Hoe maak je gebruik van het beeld?

Beeld kan ondersteunend zijn voor luisteren. Bijvoorbeeld als er diagrammen, cijfers of kernwoorden in beeld komen, maar een luisteraar kan ook geholpen worden door beelden waarbij het onderwerp zichtbaar is, of beelden waaruit een bepaalde sfeer blijkt (verdrietig, ongerust of feestelijk bijvoorbeeld). Het is heel goed om cursisten daar bewust gebruik van te laten maken. Dit kan bijvoorbeeld door minimaal twee verschillende luisterrondes te gebruiken. De eerste keer met vragen die juist over het beeld gaan (bijvoorbeeld: Wat zie je op de achtergrond? Hoe kijkt de man die in beeld is? Wat zie je op straat?). De tweede keer kan dan meer gelet worden op de inhoud van wat er verteld wordt, met vragen die daarop focussen. Overigens wordt er in de Staatsexamens bij de items met beeld expliciet voor gewaarschuwd dat de vragen gaan over wat er gezégd wordt en niet over het beeld. Deze vragen zouden dus ook beantwoord moeten kunnen worden zonder te kijken.

Referenties

  • Meijboom, M. (2018). Luisteren op B1. Examentraining luistervaardigheid voor het Staatsexamen I. Boom.

Noten

Print PDF

© 2009-2024 Uitgeverij Boom Amsterdam


De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding) maar voor reproductie in welke vorm dan ook moet toestemming aan de uitgever worden gevraagd:


Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 KB, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro).

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

Bekijk het laatste nummer: LES nr. 229

Column

Doorgestroomd

Doorgestroomd

Doorgestroomd - Ik wil advocaat worden!

Waarom ze niet naar de havo mag? Het is de vraag van een meisje uit Afghanistan op de ISK. Haar neef mocht wel naar de havo. Waarom zij niet? Ze heeft nog niet het juiste taalniveau en zal via mbo 2 haar weg moeten vinden. Ondertussen werkt ze hard aan het leren van de taal en heeft ze altijd een boekje bij zich waarin ze moeilijke woorden opschrijft.

Lees verder

In zinnen. In volle zinnen

In zinnen.          In volle zinnen
Olha

Mieke de Haan is huisdichter van Les. In deze column publiceert zij maandelijks een nieuw gedicht dat ze schrijft naar aanleiding van ervaringen van haar cursisten. Bij elk gedicht geeft ze ook een lestip.

Lees verder

Doorgestroomd

Doorgestroomd

Doorgestroomd - Drie vrienden na de ISK

Soms trok hij even zijn wenkbrauwen op als hij iets zei, om zo de hele klas naar zijn hand te zetten. Zijn vriend ging dan achterin zitten, omdat hij rustig wilde werken. De laatste van het drietal bleef opletten en maakte altijd zijn huiswerk.

Lees verder
Column
Op de hoogte blijven? Meld u hier aan voor de nieuwsbrief van Les.
Op de hoogte blijven? Meld u hier aan voor de nieuwsbrief van Les.